Seinen gevoerd door voertuigen

Verklaring van seinbeelden uitgebeeld door middel van borden en lampen op de front en achterzijde van een voertuig of wagen.
Seinbeeld
Omschrijving des daags
Omschrijving des nachts
Verklaring van het seinbeeld
Rangeerdelen
Één lantaren (met wit licht) aan de voorzijde en één lantaren (met wit licht) aan de achterzijde van de locomotief of treinstel. Één wit licht aan de voor en achterzijde van een locomotief of treinstel. Rangerende locomotief of treinstel.
Voorzijde van een opdruklocomotief op de vrije baan. Bij terugkeer na opdrukken richting het station en men "niet" verkeerd spoor rijdt..
idem als boven beschreven met een blauw zwaailicht aangebracht op de locomotief.
Later is deze vervangen door een rood zwaailicht en op nieuwere voertuigen een rood flitslicht.
I.p.v. een rangeersein kan ook een treinsein worden getoond. (2 of 3 witte lampen)
Idem Waarschuwing aan wegverkeer voor een trein of rangerende locomotief.
Frontseinen van treinen
Twee lantarens (met wit licht) aan de voorzijde van een trein. Twee witte lichten aan de voorzijde van een trein. Voorzijde van een trein.
Drie witte lichten aan de voorzijde van een trein, geplaatst in de vorm van een letter "L". Idem. Voorzijde van een trein.
De vorm van een "L" is later gewijzigd in een omgekeerde L (Horizontaal spiegelbeeld) omdat de derde lamp bovenin bij mist de machinist het zicht kon ontnemen. (De machinist zat rechts.)
Drie witte lichten aan de voorzijde van een trein, geplaatst in de vorm van een omgekeerde letter "L". Idem. Voorzijde van een trein.
Twee witte lichten op gelijke hoogte er boven een rood licht aan de voorzijde van een trein. Idem Op dubbel spoor. Trein rijdt op verkeerd spoor. (links i.p.v. rechts)
Sluitseinen van treinen
Aan de achterzijde van het laatste voertuig aangebrachte rechthoekige rood en wit gekleurde borden. Twee rode lichten op de achterzijde van het laatste voertuig. Sluitsein van een trein. Laatste voertuig van een trein.
Één of twee op de achterzijde van het laatste voertuig aangebrachte gedoofde sluitlantaarns. Één of twee op de achterzijde van het laatste voertuig aangebrachte knipperlicht. - Één lantaarn of licht: Achterzijde van een goederentrein.
- Twee lantaarns of lichten: Achterzijde van een reizigerstrein.
Buitengewone trein
Drie witte lantaarns (met wit licht) in driehoek of L-vormige opstelling. Naast de bovenste lamp is een witte ronde schijf met zwarte rand aangebracht. Drie witte lichten in driehoek of L-vormige opstelling.
Bij de komst van het L-sein vervallen
Aankondiging van een buitengewone trein in tegengestelde richting.
Drie lantaarns in driehoek of L-vormige opstelling. Of: Drie lantaarns in driehoek of L-vormige opstelling. De lantaarn rechtsonder toont een rood licht, de anderen wit licht. Drie lantaarns in driehoek of L-vormige opstelling. De lantaarn rechtsonder toont een rood licht, de anderen wit licht. Aankondiging van een buitengewone trein in tegengestelde richting. Op verkeerd spoor indien verkeerd spoor wordt gereden. (links rijden)
Aan de achterzijde van het laatste voertuig aangebracht rechthoekige rood en wit gekleurd bord rechts. Links een witte ronde schijf met zwarte rand. Aan de achterzijde van het laatste voertuig aangebracht wit licht linker en rood licht aan de rechterkant van de achterzijde. Achterzijde van een buitengewone trein.
Aan de achterzijde van het laatste voertuig aangebracht een witte ronde schijf met zwarte rand. rechts. Links een gele ronde schijf met witte rand. Aan de achterzijde van het laatste voertuig aangebracht wit licht linker en geel licht aan de rechterkant van de achterzijde. Achterzijde van een buitengewone trein en aankondiging van een buitengewone trein uit de zelfde richting.
Aan de achterzijde van het laatste voertuig aangebracht rechthoekige rood en wit gekleurd bord rechts. Links een gele ronde schijf met witte rand. Aan de achterzijde van het laatste voertuig aangebracht rood licht linker en geel licht aan de rechterkant van de achterzijde. Achterzijde van een gewone trein en aankondiging van een buitengewone trein uit de zelfde richting.
Seinen op bijzondere voertuigen
Geen sein. Een wit licht naar voren en naar achteren. Bijzonder voertuig.
Gebruikt binnen verantwoordelijkheids gebieden.
Een ontrolde rode vlag op of naast het voertuig. Een rood licht naar voren en naar achteren. Bijzonder voertuig. Gebruikt op de vrije baan bij:
  • Enkelspoor
  • Dubbel enkelspoor
  • Verkeerd spoor
Een ontrolde rode vlag op of naast het voertuig. Een wit licht naar voren en een rood licht naar achteren. Bijzonder voertuig.
Gebruikt op de vrije baan bij gebruik van een voor één richting beveiligd spoor.
G=Een ontrolde rode vlag op of naast het voertuig. Een wit licht naar voren en naar achteren. Bijzonder voertuig. Gebruikt op de vrije baan bij:
Een buitendienst gesteld spoor.
Overige seinen van voertuigen
Alle frontseinen branden. Minimaal twee keer een rood licht en een, twee of drie keer een wit licht. Idem Gevaarsein. stoppen. Geldt voor alle treinen en rangeerdelen.
Één of twee aan de langszijde van een voertuig aangebrachte ontrolde gele vlag(gen). Het branden van de binnenverlichting van het voertuig kan als nachtsein worden beschouwd. Wagen niet verplaatsten. Er bevinden zich personen in de wagen. (Geen reizigers)
Een vierkante ontrolde zwarte vlag waarop een witte hoofdletter "B" aan elke langszijde van het voertuig. Idem Voertuig is beladen met een ontplofbare lading. Voorzichtig!
Laatste bijgewerkt: 18-7-2009




terug naar de homepage Seinenboek