Eenvoudige handelinrichtingen


De Alkmaarse Handelinrichting van Goor. (foto W. Vos)


Geschiedenis


In de eerste decennia van het spoorwegbedrijf in Nederland was het aantal reizigerstreinen zeer beperkt, in het goederenverkeer werd voorzien door een luttel aantal goederentreinen; de eenvoudige spoorwegwachter gekomen uit de landbouwbevolking kon zonder bezwaar en zonder morren heen en weer lopen door weer en wind, door het zware grind en ballastbed om de wissels en de enkele seinhandels om te leggen; het was zelfs een uitzondering indien hem een klein wachthuisje tot tijdelijk verblijf werd gegeven.
Het ontstaan van de handelinrichting kwam voort uit het groeien van het treinverkeer en de behoefte de bediening van wissels en seinen te centraliseren. In het begin werden als seinen meestal vlaggen of borden gebruikt. Hiervoor was veel personeel nodig en door de toename van het treinverkeer was dit niet bedrijfszeker. Er kon bij een fout in een wisselstand toch een witte vlag of bord (veilig) gegeven worden wat ongevallen tot gevolg had. Ook bruggen wilde men gaan beveiligen. Dit werd gedaan door sloten maar men wilde tch graag zichtbaar maken dat de brug beveiligd was d.m.v. (brug)seinen.

Handelinrichtingen model Stevens


De eerste handelinrichtingen in Nederland werden in het jaar 1876 geplaatst te Breukelen en Harmelen en werden geleverd door de firma Stevens uit Engeland. De keuze voor deze toestellen kan worden verklaard uit het feit dat de N.R.S. (de exploitant van deze stations) grootendeels met Engels geld was gebouwd en op Engelse wijze werd geëxploiteerd. In de handelinrichtingen te Harmelen en Breukelen waren opgenomen de handels van de wissels, die van de nabij die wissels geplaatste huisseinen en die van de afstands- en uitrijseinen. Ter verbinding van de handels en de seinen werden stangen gebruikt, wisselsluitingen waren niet aangebracht. De aansluiting van de tong berustte op een krachtig omleggen van het handel door geschoold personeel en op een goede werking van de compensatiebalansen welke ten doel hadden bij temperatuurswisselingen de totale lengte van het stangenstelsel tussen handel en tongen onveranderlijk te houden.
De seinen werden bediend met een enkele trekdraad. De handels volgens het stelsel Stevens waren direct onderling gekoppeld door een stelsel horizontale staven die met de beweging van het handel loodrecht op de bewegingsrichting, dus evenwijdig aan de draaiingsas van het handel verschoven werden; bij die verschuiving werden andere handels vrijgemaakt of vastgezet. Gelijksoortige doch veel grotere toestellen zijn iets later ook geplaatst te Arnhem, Woerden en Amsterdam WP. Bij de overname van de N.R.S door de S.S. bleek dat de zekerheid van aansluiting van de wisseltongen niet in alle gevallen gewaarborgd was. Dit gaf al snel de aanleiding om in de trekdraden van de seinen wisselsperren op de betrokken wissels aan te brengen.
Later is ook de enkele trekdraad van de seinen vervangen door een dubbele trekdraad.
De laatste handelinrichting van Stevens is in het jaar 1912 te Woerden buiten gebruik gesteld na een meer dan dertigjarig gebruik.


Een viertal oude foto's van de eerste modellen handelinrichtingen.
bron: Het seinwezen op de Nederlandsche Spoorwegen door L.H.N. Dufour w.i.


Wisselomzetstoel



Een wisselomzetstoel van de tweede variant laatste generatie.
In de stang naar het wissel zit een KZ slot.
Bij het ontsluiten van het slot komt een tweede sleutel vrij voor in dit geval een bijbehorend handwissel.


De eerste vorm van handelstoeltjes was de wisselomzetstoel. Deze bestond uit twee varianten waarbij de eerste veel leek op de Duitse en Belgische variant waarbij voor het omzetten van het wissel het gewicht horizontaal werd omgezwaaid. In de jaren vijftig kwamen ze nog voor op depots en tramlijnen maar waren ze bijna allemaal vervangen door variant twee. De standaanduiding van de omzetstoel was aangegeven door een pijl op het gewicht.
Variant twee is de meest bekende vorm maar deze hadden onderling enkele kleine verschillen. De oudste hadden lange handelstelen en een trapesium gewicht. Verder was deze met een steun uitgerust voor het plaatsen van een lage wisselstandsein variant NCS. De lengte van de stelen werd later korter. Ook waren er omzetstoelen zonder steun voor een wisselstandaanwijzer. De modernste variant was met een rechthoekig gewicht welke ook een stukje kleiner was als het trapesium gewicht.
Wissels met variant twee omzetstoelen konden een voorkeurstand hebben. Normaal was de omzetstoel geheel zwart geschilderd behalve het gewicht en het uiteinde van de handelsteel. Deze waren wit. Bij een voorkeurstand was het gewicht half zwart en wel als het wissel in de voorkeurstand lag was de onderste helft zwart. Het nummer van het wissel kon soms ook op het gewicht van de omzetstoel worden geverfd. Deze werd dan meestal vertikaal aangebracht zodat deze altijd goed te lezen was.
Omzetstoelen konden worden afgesloten maar het slot zat niet op de omzetstoel zelf maar in de stang naar het wissel toe. Hiervoor zat in de stang een plaat met een gat waardoor de pen van het KZ of Z-slot past.
Tegenwoordig komen wisselomzetstoelen in normaalbedrijf zelden voor. De meeste handwissels zijn vervangen door brom- en pomp wissels. Dat betekende voor de eerste ter plaatse bedienen met drukknoppen en voor de laatste pompen met voetpedaal en pookje in gewenste richting duwen.

Omzetstoeltje stop-ontspoorblok



Een stopontspoorblok met omzetstoeltje en slot te Reuver. (Foto: J.G.C v.d. Meene)


Voor stopontspoorblokken had men een kleinere variant van een handelstoeltje. Deze maakte een slag van 180 graden en lag zodoende altijd op de grond. Ook hier was de mogelijkheid deze af te sluiten maar net als bij de wisselomzetstoel was dit voorzien in de stang naar het stop-ontspoorblok zelf. Ook hier zat weer een plaat met een gat waardoor de pen van het slot paste. De omzetstoel was geheel zwart geschilderd waarbij het voor kon komen dat het handvat wit was. De naam van het stop-ontspoorblok stond altijd met een apart bordje aangegeven.

Hoge en lage handelstoel


    

Een lage handelinrching als brugsein (ketting en draden) en tevens brugslot (stangen) voorzien van slot (links).
Een hoge handelinrichting te Nieuweschans waar ook een slot op het linker handel zichtbaar is (rechts).
(Foto's: W. Vos)


De eerste handelinrichingen welke niet naast een wissel of sein stonden hadden maar 1 of 2 handels waarmee de belangrijkste seinen (meestal de inrijseinen) van het station werden bediend. Voor het bedienen van het handel moest eerst een gewicht opgeheven worden waarbij een pal uit het handelrondsel kwam. Uitrijseinen kwamen in het begin nauwlijks voor. Wissels werden nog ter plaatste bediend en koppeling met de seinen als deze er al waren was met sleutels. De eerste handeltoestellen, de zogenaamde lage en hoge handelstoel heeft 't echter tot bijna aan het einde van de klassieke beveiliging uitgehouden. Tot in de jaren tachtig van de vorige eeuw kwamen deze nog voor. Sommige zijn bij museumlijnen nog steeds in gebruik. De hoge en lage handelstoeltjes werden meestal alleen gebruikt voor het bedienen van seinen. In een paar gevallen werden ook wissels bediend. Voor de aanduiding van de stand van het handel werden deze rood (normaal) en wit (abnormaal) geschilderd. Bij wissels werd het rood vervangen door blauw.

Alkmaarse handelinrichting



De Alkmaarse Handelinrichting van Markelo. (Foto: Henk Stoltenberg (†))


In de loop der jaren werd het treinverkeer steeds intensiever. Men wilde graag het treinverkeer wat centraler gaan regelen zodat er personeel bespaard kon worden. Bij de Alkmaarse IJzergieterij werd een handeltoestel ontwikkeld waar naast een groter aantal handels ook diverse koppelingen kon worden gemaakt via assen onder de handels. De toestellen bestonden uit 4, 5, 6, 8, of 12 handels vaak samengesteld uit meerdere frames. De handels konden niet los worden uitgenomen en bij vele toestellen zaten daarom na wijzigingen soms losse reservehandels. Handels zaten met de breedte van het frame op een gezamelijke as. Bij deze toestellen was het echter wel mogelijk handels weg te laten indien ze bij het ontwerp niet nodig waren. Er werd daardoor een bus geplaatst op de as. Maar meestal werd er een kleiner frame toegepast.
Er waren verschillende soorten handels. Handels voor de seinen, grendels, overwegbomen, wissels en openrijbare wissels. De laatste had geen apart handeltje maar een arret aan het handel wat betekende dat het handel normaal los van het rondsel was en pas gekoppeld werd bij het inknijpen van het arret. Bij het openrijden van het wissel draaide alleen het rondsel en was er geen schade. Wel brak er dan een zegeltje.
De koppelingen met handels was mogelijk via assen maar werden bediend door de handels zelf. Een sein bijvoorbeeld bediende de as voor haar eigen vergrendeling van de bijbehorende wissels, grendels etc. Voor de koppelingen waren uitsparingen in de handels gemaakt. Een handel kon pas worden omgelegd bij het ontgrendelen d.m.v. een apart handeltje of door de arret bij een wisselhandel.
Ook bij deze toestellen waren er geverfde handels om de functie of stand aan te geven. Deze was gelijk aan de HSM toestellen.
Meestal stonden deze toestellen buiten op het perron op een plaats waar goed overzicht was. Toch kon het wel eens voorkomen dat deze in het stationsgebouw stonden. De toestellen waren geheel zwart geverfd waarbij alleen de rondsels een kleur hadden overeenkomend met de functie en stand van het handel. In de laatste jaren kwam hier nogal een wildgroei voor. Zo kon het zijn dat de rondsels van wissels blauw werden en seinen rood. Ook kon het handvat wit geschilderd worden. Ook waren er toestellen die een versiering kregen zoals Vriezenveen met een rood randje over het toestel. Toestellen die binnen stonden werden in de jaren zestig grijs geschilderd. Zoals dus ook bij de HSM en S&H toestellen kon de kleurstelling dus varieren.


Terug naar Home Terug naar Uitleg